| 21163 |
bagagewagen |
goederenwagen:
goederewage (L321a Ittervoort)
|
een bagagewagen bij een trein [fourgon, bak] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 21185 |
baggermolen |
baggermolen:
baggermeule (L321a Ittervoort)
|
een baggermolen die zand opzuigt en door een buis ver weg perst (opper, zandzuiger, zuiger) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 21189 |
baken |
baken:
bake (L321a Ittervoort)
|
elk vast merk [boei of iets dergelijks] dat een schipper het vaarwater aanwijst [baken, baak] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 26639 |
bakmeel |
bakkoren:
bakkō.rǝ (L321a Ittervoort),
gebakte:
gǝbęqdjǝ (L321a Ittervoort)
|
Maalgoed dat bestemd is om mee te bakken. Het graan wordt daartoe in het algemeen gemalen en gebuild. Het woordtype malooi heeft in P 176, P 187, P 195, Q 77, Q 78, Q 160a en Q 164 een speciale betekenis: ø̄ongebuild tarwemeel, bestemd om te bakken.ø̄ Het woordtype gebakte wordt in het algemeen gebruikt voor de hoeveelheid graan of meel, voldoende om in één keer gebakken te worden. Zie ook het lemma ɛbakselɛ in wld II.1, pag 117.' [Jan 266; Coe 249; Grof 281; Grof 282]
II-3
|
| 26486 |
balanceren |
balanceren:
balansē.rǝ (L321a Ittervoort),
blansē.rǝ (L321a Ittervoort)
|
Gezegd van de loper wanneer hij bij gebruik van een balanceerwerk goed in evenwicht ligt op het uiteinde van de kleine spil (bij windmolens) of het staakijzer (bij watermolens). [Vds 136; Jan 125; Coe 103; Grof 124]
II-3
|
| 18950 |
baldadig (persoon) |
baldadig:
baldadig (L321a Ittervoort)
|
wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18605 |
balein |
balein:
belein (L321a Ittervoort)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
balkebriè (L321a Ittervoort),
kruipuit:
kroepōēt (L321a Ittervoort)
|
Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 22707 |
balletje bij het bikkelen |
bal:
bal (L321a Ittervoort)
|
Het balletje of de knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
| 19351 |
balorig |
koppig:
kòppig (L321a Ittervoort)
|
niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|