e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kort schortlint snoertje: sneurkes (Ittervoort) linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig kort: kort van aom (Ittervoort) kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte dikke wortel mollenstaart: mollesterte (Ittervoort) Korte, dikke wortels (mollestaarten). [N 82 (1981)] III-4-3
korte onderbroek? onderboks: ongerbóks (Ittervoort) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korter maken richten: réchte (Ittervoort) een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1
kostbaar kostbaar: kostbaar (Ittervoort) veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Ittervoort) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kermenaai (Ittervoort) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
koudvuur koudvuur: kaotveur (Ittervoort) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)] III-1-2
kous met knoopjes slobkous: slopkousen (Ittervoort) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3