18330 |
kort schortlint |
snoertje:
sneurkes (L321a Ittervoort)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
kort:
kort van aom (L321a Ittervoort)
|
kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
24737 |
korte dikke wortel |
mollenstaart:
mollesterte (L321a Ittervoort)
|
Korte, dikke wortels (mollestaarten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
onderboks:
ongerbóks (L321a Ittervoort)
|
onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21132 |
korter maken |
richten:
réchte (L321a Ittervoort)
|
een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21876 |
kostbaar |
kostbaar:
kostbaar (L321a Ittervoort)
|
veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21550 |
kostschool |
pensionaat (<fr.):
pensionaat (L321a Ittervoort)
|
een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kermenaai (L321a Ittervoort)
|
Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18124 |
koudvuur |
koudvuur:
kaotveur (L321a Ittervoort)
|
Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18339 |
kous met knoopjes |
slobkous:
slopkousen (L321a Ittervoort)
|
kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|