21478 |
liniaal |
liniaal:
liniaal (L321a Ittervoort)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21824 |
lispelen (slissen) |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispele (L321a Ittervoort)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18967 |
list |
list:
list (L321a Ittervoort)
|
een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17721 |
loeren |
lonken:
lonke (L321a Ittervoort)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17688 |
long |
long:
lòng (L321a Ittervoort)
|
long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
25289 |
lood, maat van 10 gram |
lood:
loead (L321a Ittervoort)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24846 |
loof |
lover:
lauver (L321a Ittervoort)
|
De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20132 |
loops |
loops:
luips (L321a Ittervoort)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N C (1962)]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
cheut (L321a Ittervoort)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupe (L321a Ittervoort)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|