e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liniaal liniaal: liniaal (Ittervoort) een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] III-3-1
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispele (Ittervoort) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1
list list: list (Ittervoort) een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)] III-1-4
loeren lonken: lonke (Ittervoort) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
long long: lòng (Ittervoort) long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] III-1-1
lood, maat van 10 gram lood: loead (Ittervoort) de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)] III-4-4
loof lover: lauver (Ittervoort) De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] III-4-3
loops loops: luips (Ittervoort) loops, geslachtsdriftig ve teef [N C (1962)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: cheut (Ittervoort) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
lopen lopen: loupe (Ittervoort) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2