21719 |
onderzoek |
onderzoek:
ongerzeuk (L321a Ittervoort)
|
alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18948 |
ondeugende vrouw |
loeder:
loeder (L321a Ittervoort)
|
een vrouw die zich niet aan de zedelijke normen houdt, zich niet volgens deze gedraagt, en zich er niet aan stoort [loeter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19305 |
oneerlijk(heid) |
oneerlijk:
onierlek (L321a Ittervoort)
|
liegend en bedriegend [onreins, oneerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25064 |
oneven, niet door twee deelbaar |
omp:
òmp (L321a Ittervoort)
|
niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18975 |
onfatsoenlijk |
onfatsoenlijk:
onfatsoenlijk (L321a Ittervoort)
|
in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24360 |
ongedierte, algemeen |
ongesiefer:
òngecíefer (L321a Ittervoort)
|
gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18901 |
ongehoorzame jongen |
bengel:
bengel (L321a Ittervoort)
|
een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18130 |
ongeluk |
ongeluk:
ongelùk (L321a Ittervoort)
|
Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18821 |
ongelukkige |
stakkerd:
stakkerd (L321a Ittervoort)
|
iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
inboel:
inboel (L321a Ittervoort),
warboel:
warboel (L321a Ittervoort)
|
een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|