32920 |
op rijen zetten |
in sloten brengen:
in [sloten] briŋǝ (L321a Ittervoort)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
26281 |
op steek zetten |
op steek zetten:
ǫp stē.k zętǝ (L321a Ittervoort)
|
Kammen op de juiste afstand van elkaar op het rad bevestigen en op een met behulp van een passer aangebrachte lijn afsnijden. [Vds 93; Jan 111; Coe 87; Grof 111]
II-3
|
21880 |
opbrengst |
opbrengst:
opbringst (L321a Ittervoort)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
26560 |
opdraaien |
opdraaien:
ǫp˱drɛjǝ (L321a Ittervoort)
|
Bij het ophijsen door middel van de steenreep met handen en voeten het groot rad in beweging brengen met behulp van de op de velg bevestigde pinnen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteenreepɛ.' [Vds 215; Jan 192]
II-3
|
17897 |
opeenschuiven |
schuiven:
sjuuve (L321a Ittervoort)
|
stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21548 |
openbare verkoop |
veiling:
veiling (L321a Ittervoort)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
steenweg:
steinwaig (L321a Ittervoort)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26546 |
openbreken |
opbreken:
ǫp˱brę̄kǝ (L321a Ittervoort)
|
De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194]
II-3
|
18199 |
openbroek met linten |
boks:
bóks (L321a Ittervoort)
|
vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
opereren (L321a Ittervoort)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|