e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
persoon met een lastig karakter niespoot: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  niespaot (Ittervoort) een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)] III-1-4
pesterij temptatie: temtatie (Ittervoort) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-1-4
pet: algemeen klak: klak (Ittervoort) pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3
peul schaal: sjaale (Ittervoort) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] III-2-3
peul, dop (znw) schaal: sjaale (Ittervoort) [N Q (1966)] I-7
peulen, doppen (ww.) uitdoen: oetdoon (Ittervoort) [N Q (1966)] I-7
peulerwten peulen: peulen (Ittervoort) De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)] I-7
peulvruchten afhalen liezen: leze (Ittervoort) erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen uitdoen: oetdoon (Ittervoort) erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3
peuzelen peuzelen: peuzelen (Ittervoort) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3