25014 |
punt, stip |
punt:
puntj (L321a Ittervoort)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17594 |
pupil |
maantje:
mòònkes (L321a Ittervoort)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purper (L321a Ittervoort)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24227 |
putter |
putter:
pötter (L321a Ittervoort)
|
putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pyama (L321a Ittervoort)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33575 |
raapstelen |
steelmos:
steelmoos (L321a Ittervoort)
|
De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)]
I-7
|
21361 |
raaskallen |
wauwelen:
wouwele (L321a Ittervoort)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21209 |
radio |
radio:
radio (L321a Ittervoort)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
rafele (L321a Ittervoort)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenjager:
spinnejaeger (L321a Ittervoort)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|