21196 |
reizen |
reizen:
reize (L321a Ittervoort)
|
een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21740 |
rekruut |
rekruut:
recruut (L321a Ittervoort)
|
een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21892 |
rentenieren |
rentenieren:
renteneere (L321a Ittervoort)
|
leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25095 |
repareren |
repareren:
reparere (L321a Ittervoort)
|
repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletske (L321a Ittervoort)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18085 |
reumatiek |
reumatiek:
reumatiek (L321a Ittervoort)
|
Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20633 |
reuzel, bladvet |
reuzel:
reuzel (L321a Ittervoort)
|
Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17655 |
rib |
rib:
rub (L321a Ittervoort)
|
rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25015 |
ribbel |
ribbel:
ribbel (L321a Ittervoort)
|
een smalle, langwerpige verhoging aan een voorwerp [ribbel, ril, reef, rif] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29929 |
richten |
(de) mei verteren:
mɛj vǝrtērǝ (L321a Ittervoort)
|
Het hoogste punt bereiken bij een in aanbouw zijnde woning. Er wordt dan een versierde tak, kleine boom of vlag op de nok van het bouwwerk geplaatst. De eigenaar tracteert de arbeiders op drank of, volgens de invullers uit L 216, L 386 en Q 95, op geld. Zie ook het lemma 'pannenbier'. [monogr.; N 88, 184 add.; div.]
II-9
|