e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schelden, schimpen schimpen: chimpe (Ittervoort) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] III-1-4
schelm rekel: rèkel (Ittervoort) een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] III-1-4
schemeren van de ogen schemeren: t sjemertj veur mien ouge (Ittervoort) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schenkel schonk: schonk (Ittervoort) schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] III-2-3
schepmeel scheploon: šęplūǝ.n (Ittervoort), schepmeel: šø̜pmę̄.l (Ittervoort) De hoeveelheid meel die de molenaar mocht scheppen. In Belgisch Limburg maakten slechts weinig informanten onderscheid tussen stofmeel en schepmeel. De meeste molenaars telden beide samen, zodat ze één grotere hoeveelheid kregen die ze voor zichzelf mochten afhouden. De overkoepelende benaming was in zoɛn geval stubmeel. Het woordtype stubmeel komt behalve in dit lemma dan ook voor in het lemma ɛstuifmeel, stofmeelɛ.' [Vds 169; Jan 270; Coe 252; Grof 291] II-3
scheppen scheppen: šø̜pǝ (Ittervoort), šępǝ (Ittervoort) Maalloon scheppen met behulp van de schep. Het aantal kiloɛs dat per 100 kg mocht worden geschept, is, voorzover opgegeven, achter de betrokken plaatsnummers vermeld. Zie ook het lemma ɛmaalloon, maalgeldɛ. In l 270 was het scheppen tot rond 1910 gebruikelijk.' [N O, 38i; JG 1b; Vds 170; Jan 268; Coe 253; Coe 256; monogr.; A 42A, 48] II-3
scherp de waarheid zeggen uitschijten: oetchiete (Ittervoort) iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)] III-3-1
scherpen scherpen: šerpǝ (Ittervoort) Het maalvlak van molenstenen scherp maken. Door de onduidelijke vraagstelling van vraag N o, 34a (ø̄Hoe noemt u het aanbrengen van groeven in de stenen?ø̄) is een aantal opgaven mogelijk ook van toepassing op het aanbrengen van een geheel nieuw scherpsel op een (nieuwe) molensteen. Zie voor de meer specifieke handelingen bij het scherpen de lemmata ɛuithalenɛ, ɛbreed scherpenɛ, ɛhol scherpenɛ etc.' [N O, 34a; Sche 61; Vds 198; Jan 194; Coe 159; Grof 192; A 42A, 29 add.; N D, 33; N D, add.; monogr.; A 42A, 33 add.] II-3
scherprij rij: ri (Ittervoort) Lange, rechte houten of stalen lineaal die wordt gebruikt om te bepalen waar de steen arm of rijk is. De molenaar kan daartoe kleurstof op de rij aanbrengen die, als hij ermee over het maalvlak wrijft, de te hoge gedeelten van de steen aanduidt. [N O, 34i; Vds 220; Jan 196; Coe 168; Grof 201] II-3
scheukpaal schuurpaal: šōrpǭl (Ittervoort) Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.] I-11