18940 |
verbruien |
verbruien:
verbruien (L321a Ittervoort)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17932 |
verdacht rondlopen |
sluipen:
sluipe (L321a Ittervoort)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21798 |
verdachte zaak |
niet te trouwen:
neet te troewe (L321a Ittervoort)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21796 |
verdenken / verdenking? |
verdenken:
verdinke (L321a Ittervoort)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21889 |
verdienen |
verdienen:
verdeene (L321a Ittervoort)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24634 |
verdord |
dor:
dor (L321a Ittervoort)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
trubbel:
trubbel (L321a Ittervoort)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21757 |
verduisteren |
achterhouden:
achterhaoije (L321a Ittervoort)
|
ontvangen geld stiekem achterhouden [seminariën, taken] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17936 |
verdwenen |
foetsie:
foetsie (L321a Ittervoort)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17924 |
verfrommelen |
frommelen:
froemele (L321a Ittervoort)
|
Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|