17972 |
zwak, ongezond |
week:
weik (L321a Ittervoort)
|
Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
zwaak (L321a Ittervoort)
|
Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24345 |
zwarte bladluis |
meelde:
meelje (L321a Ittervoort)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraan:
kraone (L321a Ittervoort)
|
kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18105 |
zweer |
zweer:
Ook: zwair.
zwèr (L321a Ittervoort)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
zweit (L321a Ittervoort)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24452 |
zwemblaas |
blaas:
blaos (L321a Ittervoort)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24292 |
zwerm vogels |
troep:
troep (L321a Ittervoort)
|
groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18005 |
zweten |
zweten:
zweite (L321a Ittervoort)
|
zweten [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20689 |
zwezerik |
pezerik:
pezerik (L321a Ittervoort)
|
Zwezerik (sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|