22481 |
dinsdag voor aswoensdag |
vastelavondsdinsdag:
vastelaovensdeensdig (L321a Ittervoort)
|
De naam voor de dinsdag vóór aswoensdag [carnavalsdinsdag]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18601 |
directoire |
sjansboks:
[Vgl. WBD III, 1.3: directoire, sjansboks]
sjansbóks (L321a Ittervoort)
|
directoire, damesbroek met elastiek in de pijpezoom [sjans-, sjemieboks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22665 |
dirigent |
dirigent:
dirigent (L321a Ittervoort)
|
De leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22473 |
dobbelen |
dobbelen:
dobbele (L321a Ittervoort)
|
Het kansspel waarbij met dobbelstenen geworpen wordt om daarvan winst of verlies te laten afhangen [dobbelen, teerlingen, bollen, smakken, possediezen, tritsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22382 |
dobbelsteen |
dobbelsteen:
dobbelstein (L321a Ittervoort)
|
Kleine kubus waarvan de zes vlakken respectievelijk met 1-6 "ogen"voorzien zijn [steen, dobbelsteen, teerling]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22415 |
dobber |
stop:
stop (L321a Ittervoort)
|
De kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20419 |
dode |
lijk:
liek (L321a Ittervoort)
|
het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24726 |
dode tak |
dorre stek:
dorre stek (L321a Ittervoort)
|
Een dode tak (stek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19228 |
doe het op uw gemak |
geen haast:
gein haast (L321a Ittervoort)
|
doe het op uw gemak [op zijn staai] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22674 |
doedelzak |
doedelzak:
doedelzak (L321a Ittervoort)
|
Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|