e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gelijkspelen gelijkstaan: geliek stoan (Ittervoort) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
geluid van de patrijs kirren: kirren (Ittervoort) het geluid van de patrijs (kierewieten) [N 83 (1981)] III-4-1
geluid van naderend onweer rommelen: rommele (Ittervoort) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] III-4-4
gelukken slagen: slage (Ittervoort) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben boffer: boffer (Ittervoort) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4
gemakkelijk spelegaans: speulegaons (Ittervoort) geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] III-1-4
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken aanpassen: aanpasse (Ittervoort) de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)] III-1-4
gemaskerd persoon vastelavondsgek: vastelaovesgek (Ittervoort) Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] III-3-2
gemeen bedorven: bedorve (Ittervoort) slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] III-1-4
gemeentebelasting gemeentebelasten: gemeijntebelasten (Ittervoort) de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)] III-3-1