18872 |
gruwelijk |
ijselijk:
ieselik (L321a Ittervoort),
ijzig:
iezig (L321a Ittervoort)
|
grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)] || vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18834 |
guitig |
guitig:
guitig (L321a Ittervoort)
|
vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20495 |
gulzig |
gulzig:
gulzig (L321a Ittervoort)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18856 |
gunst |
gunstig:
gunstig (L321a Ittervoort)
|
de welwillende, gunstige gezindheid van de ene persoon tegenover de andere [gunst, jonst] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18404 |
haarcrème |
pommade (fr.):
pommaat (L321a Ittervoort)
|
crème die bij de verzorging van het haar gebruikt wordt [pommade] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18046 |
haarenkelen |
haarenkelen:
haarinkel (L321a Ittervoort)
|
haarenkelen: Zijn enkel stuk stoten bij het lopen (haarenkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17795 |
haarlok |
wis:
wès (L321a Ittervoort)
|
een bosje haar van min of meer slingerende gedaante [lok, streng, tres, toer] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
17574 |
haarscheiding |
luizenpad:
Vroeger.
loezepaad (L321a Ittervoort),
schei:
sjei (L321a Ittervoort)
|
scheiding in het haar [scheej, streep] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17581 |
haarwrong |
knotje:
Thans.
knutje (L321a Ittervoort),
kuif:
Vroeger.
kof (L321a Ittervoort)
|
haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22348 |
haasje-over |
bokspringen:
bokspringe (L321a Ittervoort)
|
Het spel waarbij elke speler op zijn beurt achtereenvolgens over al de anderen die voorovergebogen, met de handen op de knie, op een rij staan, heenspringt [pieën, over het lijfje springen, bokspringen, voetje, broek over de haag]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|