21650 |
inmijner? (wbd) |
stroman:
strúeman (L321a Ittervoort)
|
het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
26614 |
inwegen |
inwagen:
e.nwǭ.gǝ (L321a Ittervoort)
|
Minder wegen omwille van het stof. [Jan 269 add.]
II-3
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (L321a Ittervoort)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17593 |
iris |
oogappel:
augappel (L321a Ittervoort)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaôrmerte (L321a Ittervoort)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34074 |
jaarring |
jaarring:
jǭreŋ (L321a Ittervoort)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18259 |
jak |
jak:
jak (L321a Ittervoort)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
sjeheloes (L321a Ittervoort)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
jam:
jam (L321a Ittervoort),
jem (L321a Ittervoort)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19927 |
janken |
joenkeren:
jonkeren (L321a Ittervoort)
|
Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|