e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inmijner? (wbd) stroman: strúeman (Ittervoort) het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)] III-3-1
inwegen inwagen: e.nwǭ.gǝ (Ittervoort) Minder wegen omwille van het stof. [Jan 269 add.] II-3
inzet bij het spel pot: pot (Ittervoort) Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)] III-3-2
iris oogappel: augappel (Ittervoort) Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)] III-1-1
jaarmarkt jaarmarkt: jaôrmerte (Ittervoort) de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)] III-3-1
jaarring jaarring: jǭreŋ (Ittervoort) Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b] I-11
jak jak: jak (Ittervoort) damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] III-1-3
jaloers jaloers: sjeheloes (Ittervoort) een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] III-1-4
jam jam: jam (Ittervoort), jem (Ittervoort) jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3
janken joenkeren: jonkeren (Ittervoort) Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)] III-2-1