24182 |
kerkuil |
kerkuil:
kirkuul (L321a Ittervoort)
|
uil: kerkuil (34 gespikkeld oranje boven, wittig onder; hartvormig gezicht; broedt boven in grote schuren en torens; roep [chchchchchchch] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22462 |
kermisgeld |
kermisgeld:
kermisgeldj (L321a Ittervoort)
|
Een geschenk dat gegeven werd bij de kermis [kermis, fooi]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22662 |
kermismuziek |
kermismuziek:
kermismuziek (L321a Ittervoort)
|
De muziek die te horen is op kermissen [spel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33536 |
kern van een pit |
kern:
kaìre (L321a Ittervoort)
|
Het binnenste van zaad of pit (kern, kerning, kerel, karring). [N 82 (1981)]
I-7
|
24722 |
kernhout |
hart:
hert (L321a Ittervoort)
|
Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20703 |
kersenpannenkoek |
kersenkoek:
keesekook (L321a Ittervoort)
|
Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22668 |
kerstlied |
kerstliedje:
keesleedje (L321a Ittervoort)
|
Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22560 |
ketelmuziek maken |
ezeldrijven:
ezel drieve (L321a Ittervoort, ...
L321a Ittervoort)
|
Het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven [tafelen]. [N 88 (1982)] || Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
26667 |
ketsen, molenkar varen |
molenkar varen:
[molenkar] vā.rǝ (L321a Ittervoort)
|
Zakken graan of meel ophalen en thuisbrengen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord ømolenkarŋ het lemma ɛmolenkarɛ.' [N O, 38q; Vds 267; Jan 259; Coe 238; Grof 264]
II-3
|
18894 |
keus |
keus:
keus (L321a Ittervoort)
|
het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)]
III-1-4
|