e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jabeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
twintig frank twintig frank: twintig frang (Jabeek) 20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
uit de hand verkopen uit de hand verkopen: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  ōēt de hanjd verkope (Jabeek) Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1
uitwerpselen van koeien flat: flat (Jabeek) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitzetplanken bouwplanken: buwplɛŋk (Jabeek) De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c] II-9
uitzeven van de zemelen builen: bøjǝlǝ (Jabeek) Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.] II-1
vaars vaars: vɛš (Jabeek) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vader pap: de kinderen zeggen meestal ~  pap (Jabeek), vader: vādər (Jabeek) (vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] III-2-2
valhoedje panama: Van Dale: II. panama, 1. zeer buigzame hoed, van panamastro gevlochten.  pannema (Jabeek) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
van uitlopers ontdoen (scheuten) plukken: plø̜kǝ (Jabeek) Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.] I-5
vangen vangen: vange (Jabeek) vangen [DC 02 (1932)] III-1-2