e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jesseren

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ei zonder schaal schaals ei: sxolzē.ǝ (Jesseren), šoljzē (Jesseren) Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.] I-12
eiermand eierkorf: ɛ̄rkø̜.rf (Jesseren) Mand om eieren in te vervoeren. [N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.] II-12
eigendomsbewijs van de ring kaartje: kaotje (Jesseren) Hoe heet verder in Uw dialect: eigendomsbewijs van de ring? [N 93 (1983)] III-3-2
emmer standjes: stę̄ntžǝs (Jesseren), tob: (mv.)  tǫbǝ (Jesseren) De soms van hout vervaardigde emmer voor het vullen van de perskuip of het scheppen van sap. In L 387 gebruikte men voor het scheppen van het sap een houten "bruiemmer", terwijl men voor het vullen van de pers een metalen emmer hanteerde. [N 57, 19] II-2
ergens buiten het hok blijven zitten op het dak rondhangen: op ’t daok of kongèl rondhangen (Jesseren), treuzelen: treuzelen (Jesseren) Hoe zegt men: het blijven zitten ergens buiten het hok? [N 93 (1983)] III-3-2
erwt, algemeen erwt: ɛ̄.t (Jesseren) Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5
evenaar, tweespanszwenghout warsschei: wi̯ā.sšęi̯ (Jesseren) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
filter in de melkzeef zaandoek: zuǝnduk (Jesseren), zeefdoek: zifduk (Jesseren) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
flank flank: fla.ŋk (Jesseren) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
fluiten naar de duiven fluiten: fluiten (Jesseren), fluitje (Jesseren) Hoe noemt U het fluiten naar de duiven? [N 93 (1983)] || Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)] III-3-2