e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jesseren

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spade, spitschop schup: šø̜p (Jesseren) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
speciale lokroepen kom, kom: Opm. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft!  kom-kom (sloeber) (Jesseren) Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)] III-3-2
speen van de koe deem: døm (Jesseren) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Jesseren, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
speld spelde: spɛl (Jesseren), spengel: speŋǝl (Jesseren) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
spenen alleen zetten: allein zetten (Jesseren), spenen: spiɛnǝ (Jesseren) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] I-9, III-3-2
spie spie/spij: spęi̯ (Jesseren) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spijbelen hagenschool: hageschool (Jesseren), hōgeschool (Jesseren) Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] III-3-1
spikken spikken: spekǝ(n) (Jesseren) Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spinnen ronken: ro.ŋkə (Jesseren) spinnen [Goossens 1b (1960)] III-2-1