22738 |
eiertikken |
kloppen:
kloppen (P219p Jeuk)
|
Het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21780 |
eigendom |
eigendom:
eigendom (P219p Jeuk),
eijgendom (P219p Jeuk)
|
de omstandigheid dat een zaak iemand toebehoort; het recht iets zijn eigen te noemen [eigendom, maagschap] [N 89 (1982)] || Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21887 |
eigendomsbewijs |
akte:
akt (P219p Jeuk)
|
het bewijs dat iets iemands eigendom is [vest] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22013 |
eigendomsbewijs van de ring |
eigendomskaart:
eigendomskaart (P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: eigendomsbewijs van de ring? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24478 |
eik |
eik:
eek (P219p Jeuk),
ei̯k (P219p Jeuk)
|
eik [RND] || eikenboom [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
iekel (P219p Jeuk),
ii̯kəls (P219p Jeuk)
|
eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND]
III-4-3
|
24608 |
eikvaren |
kammetjes:
kèmmekes (P219p Jeuk)
|
Eikvaren (polypodium vulgare). Veren 15 tot 45 cm lang, diep ingesneden, maar met bijna gaafgerande slippen, in twee rijen op een dicht beschubde wortelstok geplaatst, ¯s winters groenblijvend. Sporendoosje in grote, ronde hoopjes op de achterkant der sli [N 92 (1982)]
III-4-3
|
32734 |
eindvoor in het midden |
holvoor:
hǫu̯l[voor] (P219p Jeuk)
|
De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
21755 |
eis van de aanklager |
straf:
straf (P219p Jeuk)
|
de eis van de aanklager over de op te leggen straf [ticht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24142 |
ekster |
ekstroei:
ekstru (P219p Jeuk),
ekstruj (P219p Jeuk)
|
ekster [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|