| 17623 |
gebit |
gebit:
gǝbęt (P219p Jeuk),
tanden:
taan (P219p Jeuk)
|
Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] || hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)]
I-9, III-1-1
|
| 30717 |
gebladderd |
geblaasd:
gǝblǫwǝst (P219p Jeuk)
|
Gezegd van schilderwerk waarvan de verflagen blaren vertonen. [N 67, 69b; L 32, 78; monogr.]
II-9
|
| 22513 |
geboortefeest |
geboortefeest:
gebortefies (P219p Jeuk)
|
Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 22488 |
geboortefeest: doopsuiker |
kakkebonen:
Uitdelen bij het kraambezoek.
kakkeboene (P219p Jeuk)
|
het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
| 20182 |
geboren worden |
geboren werden:
slecht leesbaar of het een r, s, of n is
gebore weijre (P219p Jeuk),
geboren worden:
gebore wn. (P219p Jeuk)
|
geboren worden (jong zijn) [N 115 (2003)] || Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
| 19725 |
gebouw |
bètiment (fr.):
batəmeͅnt (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
gebouw:
gəbāi̯ (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
| 18144 |
gebrekkig |
gebrekkig:
n gebrekkige minsch (P219p Jeuk)
|
een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
| 18145 |
gebrekkig persoon |
gebrekkige mens:
n gebrekkige minsch (P219p Jeuk)
|
een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
| 21320 |
gebrekkig spreken |
stamelen:
staomele (P219p Jeuk)
|
gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 20048 |
gebroken hartjes |
gebroken hartjes:
gebroken hartjes (P219p Jeuk)
|
Gebroken hartjes (dielytra (dicentra) spectabilis). Algemeen bekende sierplant uit China en Amerika. Behorend tot de familie der duivekervelachtigen. Het lijken dubbele bloemen van helmbloem (heilig hart, druipende hartjes, lieve-vrouwen-hartjes, schrob). [N 92 (1982)]
III-2-1
|