24316 |
glimworm |
glimkever:
glimkever (P219p Jeuk),
glimworm:
glimworm (P219p Jeuk)
|
Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19456 |
gloed |
hits:
hits (P219p Jeuk),
hitte:
hitsje (P219p Jeuk)
|
Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
Gloria (P219p Jeuk)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18957 |
gluiperd |
ros:
ros (P219p Jeuk),
schijnheilige:
skenhellige (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23922 |
god de vader |
god de vader:
God de Vader (P219p Jeuk)
|
God de Vader. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
catechismus van volharding:
kattekiessɛmɛs van volharding (P219p Jeuk)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
godslamp (P219p Jeuk)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23961 |
godslasteren |
vloeken:
vloeke (P219p Jeuk)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23960 |
godslastering |
vloeken (ww.):
vloeke (P219p Jeuk)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30629 |
goed besleten kwast |
goede borstel:
gujǝ bǫsǝl (P219p Jeuk)
|
Kwast waarvan de haarbundel door het gebruik op een goede manier is afgesleten. Een goed besleten kwast geeft doorgaans verfwerk met weinig of geen strepen. [N 67, 31a]
II-9
|