e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glimworm glimkever: glimkever (Jeuk), glimworm: glimworm (Jeuk) Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)] III-4-2
gloed hits: hits (Jeuk), hitte: hitsje (Jeuk) Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)] III-2-1
gloria gloria (lat.): Gloria (Jeuk) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gluiperd ros: ros (Jeuk), schijnheilige: skenhellige (Jeuk, ... ) een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)] III-1-4
god de vader god de vader: God de Vader (Jeuk) God de Vader. [N 96D (1989)] III-3-3
godsdienstonderricht op zondag catechismus van volharding: kattekiessɛmɛs van volharding (Jeuk) Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)] III-3-3
godslamp godslamp: godslamp (Jeuk) De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3
godslasteren vloeken: vloeke (Jeuk) Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)] III-3-3
godslastering vloeken (ww.): vloeke (Jeuk) Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)] III-3-3
goed besleten kwast goede borstel: gujǝ bǫsǝl (Jeuk) Kwast waarvan de haarbundel door het gebruik op een goede manier is afgesleten. Een goed besleten kwast geeft doorgaans verfwerk met weinig of geen strepen. [N 67, 31a] II-9