22676 |
grote trom met bekkens |
djingel:
djingel (P219p Jeuk)
|
Een grote trom met bekkens [djingel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24640 |
grote waterweegbree |
spurrie:
(informant voegt aan de plantbeschrijving toe: spergula arvensis)
spörre (P219p Jeuk)
|
Waterweegbree (grote) (alisma plantago-acquatica). De plant is 20 tot 150 cm groot en heeft grote, boven het water uitstekende bladeren; de bladeren zijn tevens lancetvormig, met een iets hartvormige voet; de bloemen groeien in een grote pluim en zijn wit [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24778 |
grote wederik |
eendendarm?:
(informant wijzigt bij de plantomschrijving lysimachia vulgaris in lysimachia nummularia)
eenenderm (P219p Jeuk)
|
Gele wederik (lysimachia vulgaris een 40 tot 150 cm hoge plant. De stengels staan rechtop en zijn onvertakt; de bladeren bevinden zich meestal in kransen of zijn tegenoverstaand, de vorm is langwerpig elliptisch, ze zijn kort gesteeld. De bloemen bevind [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24857 |
grote weegbree |
bree:
brieje (P219p Jeuk),
weegbree:
weegbree (P219p Jeuk)
|
Grote weegbree (plantago major 10 tot 50 cm groot. Alle bladeren staan in een wortelrozet en zijn bijna eirond of eivormig, de bladeren parallelnervig en langgesteeld; de bloemen bevinden zich in lange cilindrische aren, de bloemkroon is vliezig, en bru [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21508 |
grove stem |
grove stem:
groeve stem (P219p Jeuk)
|
grove stem [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18872 |
gruwelijk |
griezelig:
griezelig (P219p Jeuk),
gruwelijk:
gruwelijk (P219p Jeuk)
|
grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)] || vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24780 |
guichelheil |
rode muur:
roeje moer (P219p Jeuk)
|
Guigelheil (anagallis arvensis 5 tot 40 cm lage plant. De stengels zijn liggend; de bladeren zijn eivormig en ongesteeld, ze groeien tegenoverstaand; de bloemen groeien in de bladoksels, de bloemen zijn langesteeld met klierachtig behaarde kroonslippen, [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19103 |
guit, schalk |
guit:
guit (P219p Jeuk)
|
guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18834 |
guitig |
guitig:
Note v.d. invuller: canaille = degene die vrolijk plaagt.
guitig (P219p Jeuk)
|
vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
geulde (P219p Jeuk)
|
gulden [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|