24480 |
hazelaar |
hazestruik:
heazestroek (P219p Jeuk)
|
hazelstruik [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
heazeneut (P219p Jeuk)
|
hazelnoot [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
24412 |
hazelworm |
heislang:
omdat er rond de streek van Hoei veel zijn
hoeislange (P219p Jeuk)
|
hazelworm: Hoe noemt u de hazelworm, een pootloze hagedis die op de heide leeft en wel wat op een kleine slang lijkt? [N100 (1997)]
III-4-2
|
24320 |
hazenleger |
leger:
leeger (P219p Jeuk),
leger (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] || Leger, vaste ligplaats van een haas [N 94 (1983)]
III-4-2
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
schudden:
skudde (P219p Jeuk)
|
sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17857 |
heen en weer draaien |
draaien:
draai (P219p Jeuk),
drentelen:
trentele (P219p Jeuk),
kierewieren:
krewiere (P219p Jeuk)
|
Heen en weer draaien (drentelen, drimmelen, drispelen, draaien) [N 108 (2001)] || Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17865 |
heen en weer schuiven |
wemelen:
wiemele (P219p Jeuk),
wiebelen:
wiebele (P219p Jeuk)
|
Heen en weer schuiven (wiebelen, wiemelen, sjroevelen, winaauwen) [N 108 (2001)] || Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21151 |
heerbaan |
steenweg:
steejnweg (P219p Jeuk)
|
een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18897 |
heerszuchtig |
haantje de voorste:
(= haantje de voorste).
heenke de vöre (P219p Jeuk)
|
de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|