31623 |
ijsnagels |
ijsnagels:
ē̜snǭ.gǝls (P219p Jeuk),
ęjsnǭ.gǝls (P219p Jeuk),
ęjsnǭgǝl (P219p Jeuk)
|
Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.]
II-11
|
25154 |
ijspegel |
ijspiel:
ijspijl (P219p Jeuk),
piel:
peil (P219p Jeuk)
|
ijskegel [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
18913 |
ijver |
ijver:
heië hee gan iever (P219p Jeuk),
iever (P219p Jeuk),
hij heeft ijver lijk n paard
he hee iever lek ⁄n peejd (P219p Jeuk)
|
Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] || toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18914 |
ijverig |
felle, een -:
felle (P219p Jeuk),
ijvere, een -:
ievere (P219p Jeuk)
|
met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
heizel (P219p Jeuk),
hijzel (P219p Jeuk)
|
ijzel [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (P219p Jeuk)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
31569 |
ijzerkit |
ijzerkit:
e̜jzǝrket (P219p Jeuk)
|
Een mengsel van ijzervijlsel, salmiak, zwavel en water dat wordt gebruikt om ijzer in steen te bevestigen of om gebreken in gegoten ijzer, bijvoorbeeld in kachels, onzichtbaar weg te werken. [N 33, 312]
II-11
|
21334 |
illustratie |
beeldje:
billeke (P219p Jeuk)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18935 |
in alle haast |
in volle vitesse (fr.):
in volle vetesse (P219p Jeuk)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17846 |
in beweging komen |
op gang komen:
op gank kouwme (P219p Jeuk),
wakker worden:
wakker weine (P219p Jeuk)
|
beweging, In ~ komen (meutelen). [N 84 (1981)] || In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|