e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
in de doodskist leggen kisten: kisten (Jeuk) een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)] III-2-2
in de rot zetten laten staan: lawǝtǝ stǭwn (Jeuk) Pasgemaakte loodwitverf enige maanden laten staan. Wanneer loodwit met lijnolie tot een dik deeg wordt aangemengd, heeft er een verzepingsproces plaats, waardoor de verf fijner van korrel wordt en een dekkender verflaag oplevert. Dit gaat met een kleine temperatuursverhoging gepaard en is na een paar maanden geëindigd (Zwiers II, pag. 303). [N 67, 27a] II-9
in de rug slaan (met de vuist) doffen: doeffe (Jeuk), stompen: stoempe (Jeuk) Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)] || slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)] III-1-2
in de rug slaan (met de vuist) [cf. wld iii, 1.2] doffen: doefen (Jeuk) Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)] III-3-2
in de tuin werken de hof doen: den hof doen (Jeuk), den of doen (Jeuk) Een tuin verzorgen (in de hof werken, hovenieren, hoven) [N 79 (1979)] III-2-1
in een beek baden baden: beaiën (Jeuk), boəuə (Jeuk), in de beek boje (Jeuk) In een beek baden. [ZND 33 (1940)] III-3-2
in goede conditie (zijn) in vorm (zijn): ze is in forme (Jeuk) Hoe zegt men van een duif: ze is in goede conditie? [N 93 (1983)] III-3-2
in groep vliegen bij het kudde blijven: be ’t kəd blijven (Jeuk) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: in groep vliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
in lompen gekleed onnuttig: onnəttig (Jeuk) in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)] III-1-3
in ondertrouw gaan ondertrouw: ondertraa (Jeuk), ondertrouw doen: ondertraa doen (Jeuk) aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaan-de echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 115 (2003)] || aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaande echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 87 (1981)] III-2-2