17675 |
(met) stevige benen |
goede poten:
goei poewte (P219p Jeuk)
|
Stevige benen (stompels, gestapeleerd) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17990 |
(persoon met) bleek, flets gezicht |
bleekscheet:
ene blieekskeet (P219p Jeuk)
|
bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)]
III-1-2
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
boeke (P219p Jeuk)
|
Bukken, zich bukken ((zich) buigen) [N 109 (2001)]
III-1-2
|
22455 |
21-jan |
sint-agnes:
st agnes (P219p Jeuk)
|
21 januari. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22095 |
<naam> |
<naam>:
d’Ordan (P219p Jeuk),
naumfiest (P219p Jeuk),
noamdag (P219p Jeuk),
dirk:
Dirk (P219p Jeuk),
duits (zn.):
den Duits (P219p Jeuk),
feestdag:
in potlood
fiestdag (P219p Jeuk),
feesten:
iemand feesten (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
frank:
Frank (P219p Jeuk),
hollander:
den Hollander (P219p Jeuk),
mark:
Mark (P219p Jeuk),
merckx:
Merckx (P219p Jeuk),
patroon:
de patroen viere (P219p Jeuk),
petroeən vieren (P219p Jeuk),
patroon vieren:
de patroen viere (P219p Jeuk),
petroeən vieren (P219p Jeuk),
vale, een ~:
vele (P219p Jeuk),
van looy:
Van Looy (P219p Jeuk),
vieren:
iemand viere (P219p Jeuk),
{ja}:
ja (P219p Jeuk),
{nee}:
nee (P219p Jeuk)
|
Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, geef hiervan dan een/enkele voorbeeld(en)? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)] || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Kent U hiervoor benamingen die: afgeleid zijn van het ringnummer: ja of nee? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)] || feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken] [N 112 (2006)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)] || Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)], [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
voile (fr.):
ZND35,010b: Bij sterfgevallen en rouw draagt men een fijne doorschijnende voile. Sommige oude vrouwen dragen nog een zwarte doek.
voile (P219p Jeuk)
|
falie (zwarte doek die de vrouwen vroeger droegen, nu nog hier en daar in gebruik bij begrafenissen) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
31697 |
aaks |
aaks:
aks (P219p Jeuk)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmoes (P219p Jeuk),
almoes (P219p Jeuk),
⁄n allemoes (P219p Jeuk)
|
aalmoes [ZND 32 (1939)] || de gift aan een arm persoon [aalmoes, arremoes, karitaat] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24077 |
aalmoezenier |
aalmoezenier:
almoezenier (P219p Jeuk)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
31252 |
aambeeld |
aanvilt:
ǭwnvelt (P219p Jeuk)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|