e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolonel kolonel: kollonell (Jeuk), kolonel (Jeuk) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom komp: kump (Jeuk, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: koumə (Jeuk) komen [RND] III-1-2
komisch komiek: komiek (Jeuk), vies: vies (Jeuk) lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)] III-1-4
komkommer komkommer: koemkoemmer (Jeuk) [ZND 41 (1943)] I-7
kommervol (zijn): kommer kommer: kummer (Jeuk) vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)] III-1-4
konijn konijn: kenijn (Jeuk), kənēͅn (Jeuk), pl.  kənē̞ͅnə (Jeuk) konijn [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
konijnenhol hol: hol (Jeuk), pijp: pijp (Jeuk) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2
koning koning: keunink (Jeuk), køͅyniŋk (Jeuk) koning [RND], [ZND 28 (1938)] III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand bruid: ik heb de braad (Jeuk), paar: paar (Jeuk) Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)] || Koning en vrouw van één kleur in één hand [stuk]. [N 88 (1982)] III-3-2