e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Jeuk), ea als in fr.jean  pensioneat (Jeuk) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] || kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrbonōͅət (Jeuk), kotelet: koͅrtə’leͅtə (Jeuk) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer domplucht: doemplocht (Jeuk), nevel: nevel (Jeuk) mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] III-4-4
koudbeitel kapbeitel: kāp˱bētǝl (Jeuk) In het algemeen een beitel waarmee op koud ijzer wordt gewerkt. De koudbeitel is meestal zeskantig in doorsnee, soms ook rond of ovaal. Het werktuig wordt voor diverse werkzaamheden gebruikt zoals het weghakken van bramen en lasslakken, het doorhakken van bouten en het splijten van metaal. De koudbeitel is soms van een steel voorzien. Zie ook afb. 49. [N 33, 109; N 33, 112-113; N 64, 69b; monogr.] II-11
koude drukte maken embarras (fr.) maken: amberas maoken (Jeuk) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4
koudvuur koudvuur: kaadvuur (Jeuk), vuur: vuur (Jeuk) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
kous: algemeen kous: koos (Jeuk) Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
kousenwol garen: gaoun (Jeuk), garen (Jeuk), gaän (Jeuk), wollen garen: ea zoals Fr. Jean  wolle gean (Jeuk) hoe heet het wollen garen waarmee kousen worden gebreid ? [ZND 42 (1943)] || Wollen garen voor het breien van kousen (saai, sajet) [N 79 (1979)] III-1-3
kouter kouter: kõ˱tǝr (Jeuk) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte veel geschal: veul geschal (Jeuk), veel gewag: veel gewag (Jeuk), veel laweit: vool laweid (Jeuk), veel laweit voor niks: veul laweid ver niks (Jeuk) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)] || veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4