30730 |
lijvig |
stevig:
stēvex (P219p Jeuk)
|
Gezegd van verf die dikvloeibaar is. [N 67, 75a]
II-9
|
21478 |
liniaal |
regel:
een regel (P219p Jeuk),
reijgel (P219p Jeuk)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] || Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
17867 |
links, linkshandig |
slinks:
slenks (P219p Jeuk),
slēēnks (P219p Jeuk)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
31400 |
linkse boor |
linker boor:
lęŋkǝr bǭwr (P219p Jeuk)
|
Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het linksom gedraaid wordt. [N 33, 158a]
II-11
|
17869 |
linkshandig persoon |
averrechtse, een -:
eine oeveresse (P219p Jeuk),
slinke, een -:
eine slenke (P219p Jeuk),
enne slēēnke (P219p Jeuk)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
linnen:
linnen (P219p Jeuk)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
22052 |
lintwormen |
lintwormen:
(= ook werme).
lentwərme (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lintwormen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17617 |
lip |
lip:
lep (P219p Jeuk),
lip (P219p Jeuk),
lippen (P219p Jeuk)
|
lip [RND] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
lep (P219p Jeuk)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
lesch (P219p Jeuk),
lis (blauwe) (P219p Jeuk),
lis (gele) (P219p Jeuk)
|
Duitse lis (iris germanica). De bloemen zijn blauw, alle 6 de bloemdekslippen zijn ongeveer even lang, de binnenste met een dichte rij gele haren (lits, lis, liesel, waterlelie, kaars). [N 92 (1982)] || Gele lis (iris pseudacorus). Een 40 tot 120 cm grote plant met een zeer dikke, kruipende wortelstok; de bladeren zijn zwaardvormig; de bloemen hebben 6 gele bloemdekbladeren, de 3 buitenste groot, bruin gestreept, de 3 binnenste klein, rechtopstaand, 3 me [N 92 (1982)] || lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|