e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mevrouw madam (<fr.): medəm (Jeuk), mədəm (Jeuk) hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] III-3-1
miauwen miauwen: miauwen (Jeuk), miāwə (Jeuk) Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] || miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) noen: noen (Jeuk), noene (Jeuk), nŏĕwn (Jeuk), noent: noenet (Jeuk) middag [RND], [ZND 38 (1942)] III-4-4
middagdutje noenenstond: de noenestond (Jeuk), noenstond: (`s avonds)  nouwstond (Jeuk) middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagdutje doen de noenenstond slapen: de noenestond goan sloəpə (Jeuk), een hot slapen: een hot sloapen (Jeuk), ən hot slaopen (Jeuk), een hot trekken: een hot trekken (Jeuk) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] III-1-2
middellangeafstandsvlucht halve fond: halve fon (Jeuk) middellange afstandsvlucht (tussen 100 en 300 km)? [N 93 (1983)] III-3-2
middelste kegel kegeljan: kegeljan (Jeuk), middel, de ~: de milland (Jeuk) De middelste kegel [paap, tulleman, sullepaap, kegeljan, negenman]. [N 88 (1982)] || Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middelvinger langste vinger: PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.  langste vinger (Jeuk), middenvinger: middevinger (Jeuk) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] || Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard pens: pɛns (Jeuk) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: dombānt (Jeuk) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11