21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
medəm (P219p Jeuk),
mədəm (P219p Jeuk)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
miauwen (P219p Jeuk),
miāwə (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] || miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
noen (P219p Jeuk),
noene (P219p Jeuk),
nŏĕwn (P219p Jeuk),
noent:
noenet (P219p Jeuk)
|
middag [RND], [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
noenenstond:
de noenestond (P219p Jeuk),
noenstond:
(`s avonds)
nouwstond (P219p Jeuk)
|
middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
de noenenstond slapen:
de noenestond goan sloəpə (P219p Jeuk),
een hot slapen:
een hot sloapen (P219p Jeuk),
ən hot slaopen (P219p Jeuk),
een hot trekken:
een hot trekken (P219p Jeuk)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
21979 |
middellangeafstandsvlucht |
halve fond:
halve fon (P219p Jeuk)
|
middellange afstandsvlucht (tussen 100 en 300 km)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22478 |
middelste kegel |
kegeljan:
kegeljan (P219p Jeuk),
middel, de ~:
de milland (P219p Jeuk)
|
De middelste kegel [paap, tulleman, sullepaap, kegeljan, negenman]. [N 88 (1982)] || Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
17668 |
middelvinger |
langste vinger:
PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.
langste vinger (P219p Jeuk),
middenvinger:
middevinger (P219p Jeuk)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] || Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33785 |
middendeel van het paard |
pens:
pɛns (P219p Jeuk)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
dombanden:
dombānt (P219p Jeuk)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|