34410 |
onbevruchte ooi |
leeg (bijvgl. nmw.):
lēx (P219p Jeuk)
|
[N 77, 36]
I-12
|
25149 |
onbewolkt |
open lucht:
oupe locht (P219p Jeuk)
|
wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
bederven:
bederve (P219p Jeuk)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21857 |
onbruikbare voorraad |
nest:
nest (P219p Jeuk)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24637 |
ondereinde van de stam |
voet:
voet (P219p Jeuk)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
ondergoed (P219p Jeuk)
|
Ondergoed, het algemene, gewone woord voor de onderkleding. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpeluw:
huuppeling (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
hypəleŋ (P219p Jeuk)
|
het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || Langwerpig, rond onderkussen onder het hoofdkussen (peul, pulling, uppeling, kopkussen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17619 |
onderlip |
onderlip:
Onderste lip ook onderlijnd, maar niet in R-kolom neergeschreven.
onderlip (P219p Jeuk)
|
Onderlip (onderlip, onderste lip) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
29064 |
ondermouw |
korte mouw:
kotǝ mā (P219p Jeuk)
|
Gedeelte van een tweedelige mouw dat zit aan de kant van het lichaam. Verschillende informanten noemen de ondermouw het onderste gedeelte van de mouw (L 282, Q 99*) of het gedeelte van de mouw onder de oksel (L 265, L 298a, L 299). Zie afb. 49. [N 62, 34c; MW]
II-7
|
18421 |
ondermouw [wld ii.7, p.84-85] |
korte mouw:
Trois quart.
kotte maa (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt U de ondermouw (oksel?). Wat bedoelt U daarmee? [N 62 (1973)]
III-1-3
|