21883 |
oneerlijk behaalde winst |
buit:
buit (P219p Jeuk)
|
oneerlijk behaalde winst [buit] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19305 |
oneerlijk(heid) |
konkelfoes:
konkelfoes (P219p Jeuk),
vals:
valse (P219p Jeuk)
|
liegend en bedriegend [onreins, oneerlijk] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24527 |
oneetbare bes |
afval:
afval (P219p Jeuk),
nes:
nes (P219p Jeuk)
|
Een bes die niet geschikt is voor consumptie (kral, vergifbezie). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25064 |
oneven, niet door twee deelbaar |
oneven:
oneven (P219p Jeuk),
onpaar:
onpauwr (P219p Jeuk)
|
niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18975 |
onfatsoenlijk |
vies:
vies (P219p Jeuk)
|
in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24360 |
ongedierte, algemeen |
insecten:
insect (P219p Jeuk)
|
ongedierte [ZND 40 (1942)]
III-4-2
|
18901 |
ongehoorzame jongen |
kwajong:
kaujong (P219p Jeuk)
|
een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20382 |
ongehuwd samenleven |
bijeen zitten:
bediejn gezete (P219p Jeuk),
hokken:
hokken (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
een concubinaat, een buitenechtelijke samenleving van man en vrouw, gedurende enige tijd [N 96D (1989)] || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)]
III-2-2
|
29104 |
ongelijk, gezegd van een zoom |
uit de naad:
ǫwt dǝ nǫwt (P219p Jeuk)
|
Ongelijk, gezegd van een zoom. [N 62, 27]
II-7
|
23246 |
ongelovige |
ongelovige:
ongeluuvige (P219p Jeuk)
|
Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|