e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oneerlijk behaalde winst buit: buit (Jeuk) oneerlijk behaalde winst [buit] [N 89 (1982)] III-3-1
oneerlijk(heid) konkelfoes: konkelfoes (Jeuk), vals: valse (Jeuk) liegend en bedriegend [onreins, oneerlijk] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)] III-1-4
oneetbare bes afval: afval (Jeuk), nes: nes (Jeuk) Een bes die niet geschikt is voor consumptie (kral, vergifbezie). [N 82 (1981)] III-4-3
oneven, niet door twee deelbaar oneven: oneven (Jeuk), onpaar: onpauwr (Jeuk) niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)] III-4-4
onfatsoenlijk vies: vies (Jeuk) in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
ongedierte, algemeen insecten: insect (Jeuk) ongedierte [ZND 40 (1942)] III-4-2
ongehoorzame jongen kwajong: kaujong (Jeuk) een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)] III-1-4
ongehuwd samenleven bijeen zitten: bediejn gezete (Jeuk), hokken: hokken (Jeuk, ... ) een concubinaat, een buitenechtelijke samenleving van man en vrouw, gedurende enige tijd [N 96D (1989)] || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2
ongelijk, gezegd van een zoom uit de naad: ǫwt dǝ nǫwt (Jeuk) Ongelijk, gezegd van een zoom. [N 62, 27] II-7
ongelovige ongelovige: ongeluuvige (Jeuk) Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)] III-3-3