18194 |
paraplu |
paraplu:
enne paraplū (P219p Jeuk)
|
paraplu [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
22055 |
parasieten (alg.) |
luizen:
laas (P219p Jeuk),
neten:
nieten (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: uitwendige parasieten in het algemeen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18395 |
parel |
pareltje:
pijlke (P219p Jeuk)
|
Parel. Sieraad van de pareloester of –mossel met hoge waarde [parel, paarlemoer] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pauwere (P219p Jeuk),
pōͅrə (P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)] || Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
18406 |
parfum |
parfum:
parfum (P219p Jeuk),
reuk:
reuk (P219p Jeuk)
|
Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)] || reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23283 |
parochie |
parochie:
parochi (P219p Jeuk),
`dorp`
parochie (P219p Jeuk)
|
Een parochie. [N 96D (1989)] || Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
22028 |
pas kunnen vliegen |
pas gespeend:
pas gespeend (P219p Jeuk)
|
Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23231 |
pasen |
pasen:
poose vilt laot (P219p Jeuk),
pouewse (P219p Jeuk)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] || Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21217 |
pasfoto |
pasfoto:
pasfoto (P219p Jeuk)
|
de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29025 |
pasklaar |
in de mik:
ɛn dǝ mek (P219p Jeuk)
|
Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW]
II-7
|