21437 |
politieagent |
gendarme (fr.):
gendermen (P219p Jeuk),
police (fr.):
De polis (P219p Jeuk)
|
een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)] || Hoe heet << een politieagent >> ? [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
19482 |
pollepel |
potleper:
potlø̄pər (P219p Jeuk)
|
schuimspaan [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.
pols (P219p Jeuk)
|
Een pols: plaats boven het handgewricht [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
mouwtje:
maaïkes (P219p Jeuk)
|
een polsmof - korte, gebreide stukken, die over de voorarm worden aangetrokken tegen de koude [ZND 34 (1940)]
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
pommelee:
pomǝ`lęi̯ (P219p Jeuk)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
24431 |
pompen van de meikever |
fladderen:
fladdere (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
29093 |
pompen, vermaken |
hermaken:
hɛrmãkǝ (P219p Jeuk)
|
Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW]
II-7
|
31433 |
ponsbed |
voet:
vūwt (P219p Jeuk)
|
IJzeren of stalen onderlaag die dient als ondersteuning van het te ponsen plaatmateriaal. In het ponsbed zijn uithollingen aangebracht waarin de ponsnippel precies passend terecht komt. Zie ook afb. 134. [N 33, 346b]
II-11
|
31431 |
ponsmachine |
presmachine:
prɛsmašen (P219p Jeuk)
|
Door handkracht of door een elektromotor aangedreven machine om gaatjes te maken in plaatmateriaal. Bij het ponsen wordt een hardstalen ponsnippel met grote kracht door het te bewerken materiaal gedrukt waarbij een, meestal rond, plaatje wordt uitgesneden. Het plaatmateriaal rust daarbij op een metalen onderlaag, het ponsbed, waarin één of meer uithollingen zijn aangebracht die in doorsnee overeenkomen met die van de ponsnippel. Zie ook afb. 133. Het woordtype knipmachine (L 159a) is in dit lemma opgenomen omdat er ook gecombineerde pons- en knipmachines bestaan waarmee beide werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. [N 33, 345]
II-11
|
31432 |
ponsnippel |
mof:
muf (P219p Jeuk)
|
Het onderdeel van de ponsmachine waarmee het gat in het plaatmateriaal wordt geponst. Het bestaat uit een hardstalen pen met een massieve schacht, die eindigt in een hol uiteinde waarvan de omtrek geslepen is. Zie ook afb. 134. [N 33, 346a; N 64, 72]
II-11
|