23326 |
priester |
priester:
priester (P219p Jeuk)
|
Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23414 |
priesterkoor |
koor:
koeër (P219p Jeuk)
|
Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
prɛ:zə (P219p Jeuk)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdrōt (P219p Jeuk)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dop:
dop (P219p Jeuk),
kapdop:
kapdop (P219p Jeuk)
|
Een harde puntslag van een priktol op een andere die ligt of draait [pramooi, pikadder, pug, peg, punk, piek, piko, keek, mok]. [N 88 (1982)] || een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18927 |
proberen |
proberen:
proberen (P219p Jeuk)
|
een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21722 |
proces |
proces (<lat.):
perces (P219p Jeuk)
|
de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21515 |
proces-verbaal |
proces (<fr./lat.):
perces (P219p Jeuk)
|
het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23243 |
processie |
processie (<lat.):
persessiej (P219p Jeuk)
|
De processie [bronk, persessie, protsessioën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23852 |
processie door het veld |
bedeweg:
beĕjweg (P219p Jeuk)
|
Een processie door het veld, bedeweg, bidweg. [N 96C (1989)]
III-3-3
|