id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23856 | processiepaaltjes in de grond slaan | pollevietjes in de grond kloppen: pə`levikes en de grond kloppe (Jeuk) | Processiepaaltjes in de grond slaan [pöälchere zetse]. [N 96C (1989)] III-3-3 |
23858 | processiestrooisel | strooisel: strouwdsel (Jeuk) | Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)] III-3-3 |
23861 | processievaantjes | processiedrapeautjes (<fr.): persessedrapeauwkes (Jeuk) | De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)] III-3-3 |
23930 | profeet | profeet: profeeit (Jeuk) | Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
19272 | profiteren | profiteren: profiteire (Jeuk), van de okkeadje profiteere (Jeuk) | een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] || Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)] III-1-4 |
18221 | pronken | stoefen: stoefe (Jeuk), stoefen (Jeuk) | in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)] III-1-3 |
21698 | prop | bol: Van Dale: I. bol, 3. voorwerp van min of meer zuiver ronde gedaante, bal; - prop; - ... bol (Jeuk), prop: prop (Jeuk) | een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)] III-3-1 |
20456 | prostituée | hoer: Note v.d. invuller: een hoer woont in een kaber-/haberdouche (? - eerste letter van dit woord is niet goed te lezen!). hoer (Jeuk), wie naar de hoeren gaat + hoerejeejer hoer (Jeuk) | prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2 |
18403 | pruik | pruik: prik (Jeuk), pruk (Jeuk), toupet (fr.): toupet (Jeuk) | kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)] || Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)] III-1-3 |
18985 | pruilmond | mof: moef (Jeuk) | een mond die men trekt als men pruilt [zie vr.199] [pruilmond, troesmond] [N 85 (1981)] III-1-4 |