21023 |
beurs |
onder het oksaal:
onder t oksauwl (P219p Jeuk)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
murw:
mø͂ͅrf (P219p Jeuk),
paprijp:
paprijp (P219p Jeuk),
te rijp:
te rījp (P219p Jeuk)
|
overrijp, murw [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
kinder kopen:
kenjer koepe (P219p Jeuk),
kopen:
koepe (P219p Jeuk)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 115 (2003)], [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevel (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bevelen:
bevelen (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
34498 |
bevruchten |
vogelen:
foxǝlǝ (P219p Jeuk)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
trippelen:
trippele (P219p Jeuk)
|
Beweeglijk rondlopen (trippelen, ritsen, kwinkeleren). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
moeilijk:
moeilijk (P219p Jeuk)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23560 |
bewieroken |
wieroken:
wirroeeken (P219p Jeuk)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|