id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17587 | ringbaard | ringbaard: PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op. rengbouwd (Jeuk) | Ringbaard: korte baard die als ring om het gezicht loopt [N 106 (2001)] III-1-1 |
29911 | ringen | trompen: trompen (Jeuk), trompǝ (Jeuk) | Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12 |
31534 | ringsleutel | pijpsleuter: pęjpsløtǝr (Jeuk), ringsleuter: ręŋksløtǝr (Jeuk) | Niet verstelbare, stalen sleutel waarvan de gesloten bek in zijn geheel om de aan te draaien moer heen past. De binnenkant van de ringvormige bek van deze sleutel is zes- of twaalfkantig uitgevoerd. Zie ook afb. 198. [N 33, 300g; monogr.] II-11 |
34371 | ringtang | tromptang: tromptaŋ (Jeuk) | Tang waarmee men het varken een ring in de neus zet. [N 76, 47] I-12 |
17669 | ringvinger | ringvinger: renkvinger (Jeuk), PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op. rengvinger (Jeuk) | Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] || Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, pillepoort). [N 106 (2001)] III-1-1 |
18103 | ringworm | rad van sint-catharina: rauwd van Sinte-Katrin (Jeuk), rawd van Sinte Katrien (Jeuk) | Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)] || Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, wiel/rad, ring(el)worm). [N 107 (2001)] III-1-2 |
23645 | rinkelen met de altaarbel | bellen: bellen (Jeuk) | Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)] III-3-3 |
20792 | rins | rinzig: renzig (Jeuk), zuur en zoet: zuur en zoet (Jeuk) | Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] || lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)] III-2-3 |
21214 | riool | rigole (fr.): rigolen (Jeuk), riolering: riolering (Jeuk) | het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] III-3-1 |
28794 | rips | rips: rɛps (Jeuk) | Dichtgeweven, geribde stof, oorspronkelijk van katoen maar later ook van andere stof. [N 62, 79b; MW; monogr.] II-7 |