34022 |
rundvee |
koebeesten:
kābestǝ (P219p Jeuk)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
23860 |
rustaltaar |
rustaltaar:
rustaltaar (P219p Jeuk)
|
Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17832 |
rusten |
poosje doen:
pooske doen (P219p Jeuk)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
oudepeetjeshuis:
aud-pekeshaas (P219p Jeuk)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18119 |
ruw |
opengebijsd:
opgebijs (P219p Jeuk)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
18118 |
ruw worden |
hikkelen:
hikkelen (P219p Jeuk)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
da es iene rouwe keəl (P219p Jeuk),
da is `ne rauwe keil (P219p Jeuk),
raa (P219p Jeuk)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21292 |
ruzie |
ruzing:
ruzing (P219p Jeuk)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23423 |
sacramentsaltaar |
tabernakel (<lat.):
tabernakel (P219p Jeuk)
|
Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23425 |
sacramentshuisje |
tabernakel (<lat.):
tabernakel (P219p Jeuk)
|
Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|