23288 |
sacramentsprocessie |
grote processie (<lat.):
groewte persessiej (P219p Jeuk),
processie (<lat.):
proces (P219p Jeuk)
|
De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)] || Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
23680 |
sacramentsweek |
sacramentsweek:
sacramentsweek (P219p Jeuk)
|
Een sacramentenweek (iedere dag wordt een ander sacrament behandeld en daarbij passende geestelijke oefeningen gehouden]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23321 |
sacristie |
sacristie:
sakristie (P219p Jeuk)
|
Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31519 |
salmiaksteen |
ammoniaksteen:
amǫnijakstijn (P219p Jeuk)
|
Het blok salmiak waarlangs men vroeger de koperen bout streek, alvorens er soldeersel op aan te brengen. Salmiak of ammoniumchloride is een kleurloos zout, gevormd uit ammonia en zoutzuur. Het kan ook worden gebruikt om vuile soldeerbouten te reinigen. In Q 121 werd de soldeerbout schoongemaakt door hem even in afgelaten soldeerwater te houden. Dit was gemaakt uit zoutzuur waarin een stukje zink was opgelost. In L 321 werd met een kaars langs de soldeerbout gestreken, voordat het soldeersel erop werd aangebracht. [N 33, 201; N 64, 27d]
II-11
|
24746 |
salomonszegel |
meibloem:
meibloem (P219p Jeuk)
|
Salomonszegel (polygonatum officinalis). Een 20 tot 50 cm grote plant met een dikke, witte wortelstok; de bladeren zijn verspreid, langwerpig ovaal; de bloemen groeien in trosjes van 1 of 2 bij elkaar, zelden meer, gesteeld, smal klokvormig, wit met groen [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
de soldaoute moette saluére (P219p Jeuk),
salueeren (P219p Jeuk),
salueren (P219p Jeuk)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
beteendoen:
die dun betien (P219p Jeuk),
heulen:
heulen (P219p Jeuk)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] || samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22034 |
samentrekken van de vleugels |
slaten:
slaate (P219p Jeuk)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het samentrekken van de vleugels bij het vallen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23642 |
sanctus |
sanctus (lat.):
sanctus (P219p Jeuk)
|
Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24682 |
sap in planten |
sap:
sap (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|