e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spint, zachte houtlaag onder de schors spek: spek (Jeuk) De jonge zachte houtlaag onder de schors (spint, bast). [N 82 (1981)] III-4-3
spionnetje, kijkgaatje judas: judas (Jeuk), kijkgat: kijkgat (Jeuk), kijkruit: kijkruit (Jeuk) Raampje of gaatje in de deur om te zien wie er voor de deur staat (kijkvenstertje, oog, kijkgaatje) [N 79 (1979)] III-2-1
spit geschot: geschot (Jeuk), geskot (Jeuk, ... ) een schietende pijn in de lenden (geschot ?) [ZND 35 (1941)] || Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (geschot, steek(te), pleurijs). [N 84 (1981)] || Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (ischias, geschot, steek(te), pleurijs, flerecijn). [N 107 (2001)] III-1-2
spitskool spitskool: spitskuul (Jeuk, ... ) De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)] I-7
spitsmuis spitsmuis: spitsmaas (Jeuk) Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)] III-4-2
spitsroeden lopen spitsroeden lopen: spitsroeije (Jeuk), {z. toel.}: Nooit gespeeld.  / (Jeuk) tussen twee rijen mensen lopen die een stok hebben en daarmee slaan [door de cordons lopen, door de kardouzen moeten, spitsroeden lopen, spitskar] [N 112 (2006)] || Tussen twee rijen mensen lopen die een stok hebben en daarmee slaan [door de cordons lopen, door de kardouzen moeten, spitsroeden lopen, spitskar]. [N 88 (1982)] III-3-2
spitten graven: grǭvǝ (Jeuk) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
splitsing van de stam gaffel: gaffel (Jeuk) Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] III-4-3
spoel pen: pen (Jeuk) Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): spoel (1) [N 93 (1983)] III-3-2
spoorweg ijzerenweg: ijzerenweg (Jeuk) een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)] III-3-1