28377 |
stal |
stal:
stal (P219p Jeuk)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
24792 |
stalkaars |
gele kaars:
gele-keers (P219p Jeuk),
gele thee:
gele-thee (P219p Jeuk),
kaars:
keersen (P219p Jeuk),
kattenkop:
kattekoppen (P219p Jeuk),
lammetjesblaren:
(onderstreept)
lemmerkensblaren (P219p Jeuk),
lammetjesoren:
lemmerkensoren (P219p Jeuk),
maagdenkaars:
maagdenkeers (P219p Jeuk),
paaskaars:
paaskeersch (P219p Jeuk),
poïskeisse (P219p Jeuk),
wilde tabak:
wilde-tabak (P219p Jeuk),
wilde zokken:
Heukels 270
wilde-zokken (P219p Jeuk),
wolharen:
wolharen (P219p Jeuk),
wolplant:
wolplant (P219p Jeuk),
zokjes:
zokskens (P219p Jeuk),
zokken:
zokken (P219p Jeuk),
zokkenblaren:
zokkeblaren (P219p Jeuk),
zoklappen:
zoklappen (P219p Jeuk)
|
Stalkaars (verbascum thapsiforme 30 tot 180 cm grote plant. De bladeren zijn langwerpig, langs de stengel aflopend, witviltig; de plant heeft grote, uitgespreide bloemen; de bloem heeft 2 lange en kale meeldraden en 3 korte, wollig behaarde meeldraden, [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21135 |
stallen |
gareren (<fr.):
Van Dale: gareren (<Fr.), 2. in de of een garage brengen.
gareren (P219p Jeuk)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24579 |
stam van de boom |
cel (verkoop):
de stam wordt verkocht per cel (dus van de kruin tot wortel) / stam tss. kruin en voet
cel (P219p Jeuk)
|
Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24728 |
stam van de knotwilg |
tjonk:
tjoenk (P219p Jeuk)
|
De stam van de knotwilg. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34056 |
stamboekstier |
gekeurde:
gǝkø̄dǝ (P219p Jeuk)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|
31476 |
stamper, stempel |
stomper:
stumpǝr (P219p Jeuk)
|
Metalen stift of blok waarvan het uiteinde past in de uitholling van de matrijs. Bij het stampen wordt de stamper op het werkstuk boven de uitholling van de matrijs gehouden. Vervolgens wordt er met een hamer op het bovenste uiteinde van de stamper geslagen waardoor het aan de onderzijde van de stamper aangebrachte motief in de metaalplaat wordt uitgeperst. Zie ook afb. 167. [N 33, 276]
II-11
|
20677 |
stamppot |
ratatouille:
(vlees + aardappelen + ??).
ratatoej (P219p Jeuk),
stomp:
stoemp (P219p Jeuk)
|
puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
standbilt (P219p Jeuk)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
statie (P219p Jeuk)
|
de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)]
III-3-1
|