18731 |
tanden poetsen |
tanden wassen:
wasse (P219p Jeuk)
|
Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandborstel:
taandbossel (P219p Jeuk)
|
Een tandenborstel [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18732 |
tandenstoker |
koteraar:
keutereer (P219p Jeuk),
keuterreer (P219p Jeuk)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)] || Een tandenstoker. Een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden zijn blijven zitten [tandenstoker, kloker, koter] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
34374 |
tandjes knippen |
tanden snijden:
tān snęi̯ǝ (P219p Jeuk)
|
De tanden van de pasgeboren biggen afknippen. [N 76, 42]
I-12
|
18729 |
tandpasta |
tandpasta:
tandpasta (P219p Jeuk)
|
Tandpasta [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18068 |
tandpijn |
pijn zijn tanden:
pijn `m taan (P219p Jeuk),
tandpijn:
tantpijn (P219p Jeuk)
|
ik heb tandpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
31213 |
tandwielpal |
haak:
hǭk (P219p Jeuk)
|
Een aan de voorzijde afgeschuind palletje dat door middel van een veer tussen de tanden van het tandwiel wordt gedrukt wanneer dit achteruit draait. [N 33, 243]
II-11
|
31199 |
tangenrek |
reebank:
rībaŋk (P219p Jeuk)
|
IJzeren rek om tangen in op te bergen. Zie ook afb. 40. [N 33, 182]
II-11
|
31282 |
tangring, tanghaak |
slotring:
slǭtręŋk (P219p Jeuk)
|
Platte ring of haak waarmee de tangbenen van een smidstang gesloten gehouden worden. In Q 83 gebruikte men hiervoor ook wel het lid van een ketting. [N 33, 187]
II-11
|
26411 |
tap |
tap:
(mv)
tɛp (P219p Jeuk
[(om draad te maken)]
)
|
Van gehard staal vervaardigde, kegelvormige pen met schroefdraad die overlangs van ingefreesde sleuven is voorzien. De tap wordt gebruikt om met de hand inwendige schroefdraad aan te brengen in een vooraf geboord gat. Hij wordt met behulp van een wringijzer rondgedraaid. De tap heeft daartoe een kleine vierkante kop die in het wringijzer past. Tappen worden meestal in sets van drie gebruikt. Met de eerste, conische tap wordt ongeveer de helft van de draaddiepte gesneden. Vervolgens wordt met de tweede, rechte tap ongeveer 75% van de diepte vervaardigd. Met de derde tap wordt het gat afgemaakt. Zie ook afb. 95. Een stel tappen voor schroefdraad op gas- en waterleidingen of voor schroefdraad van Withworth bestaat uit twee stuks. Zie voor het woordtype ijsschroeventap ook het lemma "kalkoenen, krammen" in de paragraaf over de hoefsmid, pag. 153. [N 33, 303 en 305; N 33, 152; N 64, 65c; monogr.]
II-11
|