33506 |
tuinbonen |
erwtbonen:
ook
eitboen (P219p Jeuk),
paardsbonen:
de kopjes worden groen gegeten
peidsboen (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
spekbonen:
spekboene (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Een jonge tuinboon die men met schil en al eet (wilde wan, wollenwantje, pulleke, spekboon, sluimererwt). [N 82 (1981)] || Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)]
I-7
|
19738 |
tuingeranium |
geranium:
gerarium (P219p Jeuk)
|
Tuingeranium (pelargonium zonale). Bladeren met enige ondiepe insnijdingen (gelobd) en gekartelde rand, in omtrek niervormig. Evenwijdig met de bladeren loopt midden op het blad een donkere band (zone). De bloemen zijn rood of anders van kleur, vele bloem [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20063 |
tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium) |
geitenklaver:
geiteklauver (P219p Jeuk)
|
Tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium); klimmend tot 9 m. De bovenste bladeren zijn samengegroeid en vaak donzig behaard aan de onderzijde; de bloemen zijn geel en talrijk en bevinden zich in 4 of 5 kransen dicht bijeen (geiteklaver, weeuwtje, duivelszaa [N 92 (1982)]
III-2-1
|
33593 |
tuinkers |
cresson (fr.):
kresson (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)]
I-7
|
33542 |
tuinkervel |
kelver:
kelver (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
keͅləvər (P219p Jeuk)
|
[Goossens 1b (1960)]Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
hovenier:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
hoͅvənīi̯r (P219p Jeuk)
|
[RND 08]
I-7
|
28810 |
tule |
tule:
tule (P219p Jeuk)
|
Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.]
II-7
|
21491 |
tussenpersoon |
grossist (<fr.):
Note v.d. invuller:
grossist (P219p Jeuk)
|
een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22039 |
tweede ei |
tweede ei:
twide ej (P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder: het tweede ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
de tweede keer luiden:
of de twiede kier (P219p Jeuk),
tweede kir luien (P219p Jeuk),
inluiden:
inluie (P219p Jeuk),
tampen:
tampen (P219p Jeuk)
|
Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|