20427 |
tweeling |
kweeling:
kwēleŋk (P219p Jeuk),
kwēu̯leŋ (P219p Jeuk),
tweeling:
twileŋ (P219p Jeuk)
|
De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4]
I-12
|
34482 |
tweeslachtige jonge kip |
pulletje:
pølǝkǝ (P219p Jeuk)
|
Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.]
I-12
|
33998 |
twijg |
roede:
rui̯i (P219p Jeuk),
wis:
wis (P219p Jeuk)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
24495 |
twijg, jonge tak |
wis:
wis (P219p Jeuk)
|
Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
29136 |
twijnen |
twijnen:
twęjnǝ (P219p Jeuk)
|
Twee of meer enkel gesponnen draden tot één garen ineendraaien. Dit deed men om het uitrafelen te voorkomen en sterk garen te krijgen. [N 34, D add.; N 48, 77b; Gi 1.IV, 39]
II-7
|
33597 |
ui, ajuin |
ajuin:
ajaain (P219p Jeuk),
djaan:
djaan (P219p Jeuk),
džān (P219p Jeuk)
|
ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)] || een ajuin [ZND 43 (1943)]
I-7
|
33788 |
uier |
ouwer:
ūr (P219p Jeuk),
uier:
ø̜̄r (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk,
P219p Jeuk)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|
19652 |
uit de as gezeefde kolen |
spikkolen:
spikaule (P219p Jeuk)
|
Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
22001 |
uit de tegengestelde richting dan die van de losplaats aankomen |
terugkomen (ww.):
terukkoume (P219p Jeuk)
|
Hoe zegt men: uit een richting tegengesteld aan die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22118 |
uit een andere richting dan die van de losplaats aankomen |
terugkomen (ww.):
kum teruk (P219p Jeuk)
|
Hoe zegt men: uit een andere richting dan die van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|