20660 |
venkel |
venkel:
venkel (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Venkel; een tweejarig of overblijvend kruid met een ronde gestreepte stengel, tot 1.50 m hoog; de bloemen zijn geel, de zaden langwerpig, geelgrijs en gegroefd; de gedroogde blaadjes of zaadjes worden als specerij gebruikt (venkel, vennekool, foele). [N 82 (1981)]
I-7
|
30317 |
vensterbank |
vensterplaat:
venstǝrplōǝt (P219p Jeuk),
venstǝrplǭt (P219p Jeuk)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30336 |
vensterblinden |
blaffeturen:
plafǝtørǝ (P219p Jeuk),
plāfǝtȳrǝ (P219p Jeuk)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30773 |
vensterglas |
ruit:
rǫwt (P219p Jeuk)
|
Het voor glasruiten meest gebruikte materiaal. Vensterglas is leverbaar in drie diktes: enkeldik: 1,5 à 2 mm, dubbeldik: 3 à 4 mm en tripel 4 à 8 mm dik. [N 67, 89b; monogr.; Vld.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
plafǝtȳrǝ (P219p Jeuk)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
25074 |
veranderen |
veranderen:
veraandere (P219p Jeuk)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21433 |
verbeuzelen |
lameren:
Van Dale: lameren, (gew.) kletsen, de tijd verbabbelen.
lameren (P219p Jeuk)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbenje (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18940 |
verbruien |
scheef gaan:
skeef gaawn (P219p Jeuk),
verdestrueren:
verdistrueren (P219p Jeuk),
verdistruweren (P219p Jeuk),
versmodderen:
versmoddere (P219p Jeuk)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17932 |
verdacht rondlopen |
sluipen:
sluipe (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)] || Rondzwerven met kwaad in zin (sluipen, schuimen, schuupen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|