21152 |
verharde weg |
betonbaan:
betonbaawn (P219p Jeuk)
|
een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21726 |
verhoren |
verhoren:
verhure (P219p Jeuk)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19370 |
verhuizen |
verhuizen:
verazen (P219p Jeuk),
verhazen (P219p Jeuk)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21399 |
verkeren |
caresseren (<fr.):
Van Dale: caresseren (<Fr.), liefkozen, strelen, meest fig.
kər sàvien (P219p Jeuk)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
caresseren:
kerseire (P219p Jeuk),
kərèsiren (P219p Jeuk),
(caresser).
kərsàire (P219p Jeuk)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
killen:
kɛlle (P219p Jeuk)
|
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
stijf (P219p Jeuk)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
28948 |
verknippen, versnijden |
versnijden:
vǝrsnęǝ (P219p Jeuk)
|
Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW]
II-7
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
verkoud (P219p Jeuk)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ge zult n kaa pakke (P219p Jeuk),
ik heb een kaa (P219p Jeuk)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|