25308 |
vinger, maat kleiner dan een duim |
halve duim:
halve daam (P219p Jeuk),
kwart duim:
1/4 daam (P219p Jeuk)
|
de maat die een lengte aangeeft, kleiner dan een duim (2 1/2 cm) [vinger] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28889 |
vingerhoed |
vingerhoed:
veŋǝrhut (P219p Jeuk)
|
Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.]
II-7
|
25277 |
vingerhoed, maat van 1 centiliter |
vingerhoed:
(jenever).
vingerhoed (P219p Jeuk)
|
een maat die een inhoud aangeeft van 0,01 liter [vingerhoed] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24748 |
vingerhoedskruid |
vingerhoedskruid:
vingerhoedskraad (P219p Jeuk)
|
Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17769 |
vingerlid |
lid:
leed v.d. vinger (P219p Jeuk),
leet (P219p Jeuk)
|
lid van de vinger [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
pikkels:
pikkels (P219p Jeuk)
|
Spotbenamingen voor de vingers [N 109 (2001)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
boekvink:
boekveenk (P219p Jeuk),
boekvenk (P219p Jeuk),
boucvenk (P219p Jeuk)
|
vink [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
19746 |
violier |
flier:
flier (P219p Jeuk),
violier:
flier (P219p Jeuk)
|
[N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [N 92 (1982)]
I-7, III-2-1
|
22671 |
viool |
viool:
viool (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
fleuter:
fleuter (P219p Jeuk),
flötters* (P219p Jeuk),
fleutertje:
maarts viooltje
flötterke* (P219p Jeuk),
pense (fr.):
pansee (P219p Jeuk)
|
[N 92 (1982)] [N 92 (1982)]Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|