21395 |
vloeken |
vloeken:
vloeke (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
vloeken (P219p Jeuk),
vloekə (P219p Jeuk)
|
Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] || godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1989)] || Vloeken. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
23962 |
vloekje |
vloekje:
vlukse (P219p Jeuk)
|
Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17937 |
vlug lopen |
koersen:
koerse (P219p Jeuk)
|
Snel lopen (rennen, koersen, vegen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18217 |
vod |
kettel:
kettels an ze lijf (P219p Jeuk),
vod:
vod (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk,
P219p Jeuk)
|
In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)] || versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
22064 |
voederbak |
eetbak:
eetbak (P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de graanbak (waar de verschillend mengsels in worden bewaard)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22063 |
voederbeurt |
voederen, het -:
voejere (P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een voederbeurt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33229 |
voederbieten |
bieten:
bīǝtǝ (P219p Jeuk),
lügerobieten:
lȳgǝrøbīǝtǝ (P219p Jeuk),
robieten:
røbīǝtǝ (P219p Jeuk),
voederbieten:
vui̯ǝr[bieten] (P219p Jeuk),
voederrobieten:
vui̯ǝrøbīǝtǝ (P219p Jeuk)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
21958 |
voederen |
voederen:
voejere (P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de duiven een voederbeurt geven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22073 |
voedermengsel voor duiven die moeten presteren (thans) |
sportmengeling:
sportmengeling (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven die moeten presteren [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22069 |
voedermengsel voor duiven die moeten presteren (vroeger) |
kempzaad:
kémpzaad (P219p Jeuk),
wit zaad:
Opm. v.d. invuller: om de vogels te doen zingen.
wit zaad (P219p Jeuk)
|
Hoe noemde men vroeger, toen de duivenvoeders nog niet fabrieksmatig bereid werden, het speciale voedermengsel voor duiven die moesten presteren [N 93 (1983)]
III-3-2
|